wij-zijn-de-tijden-beatrice-de-graaf-1.docx

Wij zijn de tijden. Geschiedenis in crisistijd. Huizinga-lezing 2024. Prof. dr. Beatrice de Graaf.

Het jaar 2025 is nog jong en fris, maar wat te zeggen van de werkelijkheid waar wij in leven? In de tijd van de historicus Johan Huizinga (1872-1945) was crisis een modewoord. Een eeuw later lijkt het er opnieuw op: de ondergang van de westerse beschaving wordt ons alom aangezegd. Beleidsmakers spreken van “polycrisis” of “transborder crisis”. Politieke en publieke makelaars in angst en ophef hebben het over “omvolking” en “tsunami van migranten” of “corrupte elites”. De oorlog in Oekraïne wordt door velen in het Westen gezien als een geopolitiek conflict dat aan de onderhandelingstafel opgelost kan worden. De oorlog in Gaza wordt beschouwd als een identitair conflict waarbij slechts één verhaal van één groep mag winnen. Noch Israël, noch Hamas laat in zijn historische verhalen ruimte voor de ander. Dit bij ontwikkelingen in Afrika, China en de Verenigde Staten van Noord-Amerika roepen nachtgezichten op van de ondergang en niet van vrede. We lijken terug te zijn bij de Romeinen in hun nadagen die te zwak en te corrupt waren om de Pax Romana op recht en rechtvaardigheid te schragen. Prof. De Graaf stelt de vraag: leven we in een échte of in een beleefde crisistijd?

En ook: Wat is in onze gepolariseerde tijd van crisis en oorlog ons (eigen) verhaal van recht en vrede? Bij wie merken we iets van de amor mundi en een grondhouding waar Huizinga voor koos?

In de Huizinga-lezing reikt prof. De Graaf drie verhalen aan waarin zij handvatten ziet voor een grondhouding die in staat is om “pessimisme als een luxe” verre te houden: het eerste is van Augustinus (354-430), die met eigen ogen het Romeinse Rijk ten onder zag gaan en dat in historisch kader plaatst met het mythische verhaal van de monsterlijke Kakos en de legende van Romulus en Remus. Het tweede verhaal refereert aan het in 1919 verschenen boek Herfsttij der Middeleeuwen van professor Huizinga. Het is de beschrijving van een tijdperk in de ban van culturele ondergang, pessimisme en institutionele ineenstorting. Het derde verhaal bestaat uit sub-verhalen, zoals de fireside chats die Franklin D. Roosevelt in 1933 introduceerde, de toespraak van koning Willem Alexander die hij in 2020 uitsprak op een lege Dam op de Dodenherdenking op 4 mei en zijn afsluitend citaat van de Sobibor-overlevende Jules Schelvis: “Jules Schelvis doorstond de hel en wist toch als vrij mens weer iets van het leven te maken. Veel meer dan dat “Ik heb vertrouwen in de mensheid gehouden”, zei hij. Als hij het kon, kunnen wij het ook… Wij kunnen het, wij doen het samen. In vrijheid.”

Prof. De Graaf gebruikt hier geschiedenis als usable past. En ze staat daarmee zelf in de traditie van Huizinga: geschiedenis als pijler voor de cognitieve en morele grondhouding waarmee je in het leven staat, belichaamd in bijvoorbeeld de vier deugden van Aristoteles (wijsheid, dapperheid, rechtvaardigheid, beheersing) en misschien aangevuld door hoop, geloof of vertrouwen aangaande iets wat je niet kunt bewijzen, maar waar je jezelf affectief en in je handelen aan toewijst en waar je aan vast blijft houden bij tegenslag.

“Van Huizinga kunnen we leren dat geschiedenisverhalen best van tijd tot tijd “bruikbaar” mogen zijn en als zingevingsverhalen kunnen worden ingezet. Vooral in crisistijd, dan kunnen ze mensen troost en houvast bieden. Maar dan moet er wel een grondtoon in doorklinken van mededogen – met het tekort, van de eigen persoon en dat van de ander – en van een verlangen naar vrede en recht.”